Een goed gebit begint bij een gezond fundament. Gezond tandvlees is een vereiste voorafgaand aan een behandeling met implantaten, maar is ook belangrijk voor uw algemene (gebits)gezondheid.
De preventie assistente en mondhygiëniste vervullen een belangrijke taak. Zij begeleiden u bij de verzorging van uw gebit. En zorgen dat eventuele tandvleesontstekingen vroegtijdig worden herkend en behandeld.
De kosten van een behandeling zijn van veel factoren afhankelijk. Wat is uw gebitssituatie? Wat zijn uw wensen? Ontbreken er tanden en kiezen, en zo ja hoeveel? Is er voldoende bot aanwezig om een implantaat te plaatsen? Welke tijdelijke voorziening wenst u?
Tijdens een informatieconsult wordt er aan de hand van een mondonderzoek en röntgenfoto’s in samenspraak met u beoordeeld welke oplossing het beste past bij uw gebitssituatie, wensen en budget. Naar aanleiding van dit consult krijgt u hierover volledige informatie. U ontvangt schriftelijk een kostenspecificatie.
Moeilijk. Het bot vergroeit volledig met een implantaat. Als het bot tegen een implantaatoppervlak is aangegroeid, is het uitschroeven van een implantaat onmogelijk geworden. Een implantaat moet dan uitgeboord worden wat in de regel veel botverlies tot gevolg heeft.
Technisch is dit mogelijk, maar het is niet aan te raden. Deze constructies gaan meestal stuk. Een eigen tand heeft een wortelvlies dat een klein beetje beweging toelaat. Een implantaat geeft echter totaal niet mee omdat het stijf verankerd zit in het bot. Door dit verschil in beweeglijkheid wordt alle druk op het implantaat uitgeoefend waardoor de schroef in het implantaat stuk kan gaan en soms het implantaat zelf ook breekt. De natuurlijke tand raakt meestal los van de brug waardoor deze carieus wordt.
In principe bent u nooit te oud voor een implantaat. Zolang u gezond bent en de behandeling fysiek aan kunt is implanteren mogelijk. Het wordt regelmatig met succes bij 90-plussers toegepast.
Men kan wel te jong zijn voor implantaten. Als het de vervanging betreft van een tand waarbij het tandvlees zichtbaar is (met name de boventanden) kan er beter niet vóór het achttiende levensjaar worden geïmplanteerd. Het is verstandig om tot die leeftijd tanden en kiezen met een tijdelijke constructie te vervangen.
De kaken dienen volgroeid te zijn. Dit is niet bij iedereen op dezelfde leeftijd het geval. Als te vroeg wordt geïmplanteerd zal het implantaat op zijn plaats “vast” blijven zitten, terwijl de andere tanden nog verder uitgroeien. Daardoor zal het implantaat uiteindelijk boven het niveau van de naastgelegen tanden blijven staan. Dit ziet er erg lelijk uit en er is vervolgens ook weinig meer aan te doen.
Om zeker te zijn of er niet te vroeg wordt geimplanteerd, kunnen schedelröntgenfoto’s die met een zeker tijdsinterval genomen zijn, met elkaar worden vergeleken. Als er geen verschil tussen de foto’s wordt waargenomen, betekent dit dat de groei is gestopt en kan er dus worden geïmplanteerd.
Het succes van een implantologische behandeling hangt van een aantal factoren af:
-
er dienen geen ernstige gezondheidsproblemen te zijn, zoals recente bestraling van het hals-hoofdgebied, slecht ingestelde suikerziekte of gebruik van bepaalde geneesmiddelen (corticosteroïden, bisfosfonaten langer dan 3 jaar)
-
osteoporose hoeft geen bezwaar te zijn, maar maakt het wel vaak noodzakelijk om een wat langere genezingsperiode aan te houden
-
bij een slechte mondhygiëne, roken of tandenknarsen is de kans op problemen aanzienlijk verhoogd
-
bij ontstoken tandvlees is implanteren niet verantwoord; als er tandvleesproblemen zijn moeten die eerst grondig behandeld worden
Nee. De door ons gebruikte implantaten hebben een oppervlak dat buitengewoon “biocompatibel” is. Dat wil zeggen dat het bot het als het ware als lichaamseigen beschouwt en daar graag tegenaan wil groeien.
Het komt echter soms voor dat er bepaalde agressieve bacteriën in de mond aanwezig zijn, die zich aan het oppervlak van het implantaat hechten en zo een ontstekingsreactie van het omringende tandvlees veroorzaken, waardoor het houvast verloren gaat. Om deze reden wordt er pas dan geïmplanteerd als er geen ontstekingshaarden in de mond aanwezig zijn die in verbinding kunnen komen met het implantaat. Bacteriën dienen dan ook door goede mondhygiëne en eventuele antimicrobiële therapie te worden bestreden.